Thomas Raub

Roy van Zijl en Thomas Raub onderzoeken impact robots in de schoonmaakbranche

“Door de inzet van een robot, wordt de schoonmaker zichtbaarder”

Hoe kunnen robots een bijdrage leveren aan leuker, lichter en aantrekkelijker schoonmaakwerk? Dat onderzoeken Thomas Raub en Roy van Zijl van Universiteit Twente door het ontwikkelen van een robot. Een uitdagende opdracht, die zij uitvoeren in het kader van het project Robotisering van de Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en glazenwassersbranche (RAS).

Tekst Bianca Faber

Al langer stoeide de RAS met de vraag op welke manier de schoonmaakbranche voorbereid kon worden op de komst van robots. Peter Bannink van de RAS: “Uitgangspunten waren: co-creatie oftewel de branche betrekken bij de ontwikkeling van robots. Complementariteit: niet kijken wat de techniek kan, maar wat willen we in de branche. En co-ownership: werkenden die mede-eigenaar zijn van de robot. Na een uitgebreid voortraject vanaf 2017, waarin contact werd opgenomen met diverse specialisten, nam de RAS contact op met de UTwente. Daarmee werd een contract afgesloten om nader onderzoek te doen naar robotisering in de schoonmaakbranche, vooral kijkend naar de drie uitgangspunten.”

En zo kwamen Raub en Van Zijl in beeld, nadat zij met succes hadden gereageerd op de twee uitgeschreven vacatures. Raub is vanaf eind 2020, betrokken bij het project Robotisering. Van Zijl haakte in september 2021 aan. Beiden mogen zich, ieder pakweg twee jaar, bezighouden met een eigen onderdeel van het project. Het einddoel is een goed werkend prototype van een robot die van meerwaarde is voor de schoonmaakbranche.  

Werken en studeren

Ze volgen allebei een Engineering Doctorate (EngD)-programma; een tweejarige post-Master ontwerpersopleiding aan de UTwente om hun kennis te verdiepen. Roy doet dit via Robotics en Thomas bij Business and IT. Bovendien volgen ze extra vakken, bijvoorbeeld over sociale robotica en ontwerpmethodes. Werken en studeren is een ideale combinatie, vinden ze. Van Zijl: “Ik wilde graag praktijkervaring opdoen. Iets maken, maar ook iets leren. Ik hou ervan om technologie te ontwikkelen en mensen te helpen.” Dat geldt ook voor Raub. En, zo zegt hij: “Het is leuk om te onderzoeken wat de impact is van verschillende technieken op de omgeving.” De universiteit was al bekend terrein. Van Zijl heeft hier een master Werkbouwtuigkunde gedaan en Raub een master Industrieel Ontwerpen. 

Van brainstormen naar prototype 

Inmiddels is het project al een aardig eind op weg. Na een periode van brainstormen, onderzoek doen, gesprekken voeren en inzichten vertalen in toepasbare tools is het project in een volgende fase terechtgekomen: de ontwikkeling van een concreet prototype robot die kan worden getest in de praktijk. Deze taak ligt bij Van Zijl. Om zover te komen, bracht Raub eerst in kaart wat schoonmakers willen, wat ze nodig hebben en waar ze waarde aan hechten. “Hoe robots zinvol te gebruiken in de schoonmaakbranche, de oorspronkelijke vraag van de RAS, hangt af van de manier waarop ze worden ontworpen. Dat gaat verder dan werkverlichting en efficiëntie. Het gaat er ook om hoe je je taak uitvoert en dat mensen plezier hebben en houden in hun werk.”  

Scenario schetsen voor hoe robots het werk aangenamer kunnen maken voor schoonmakers.
Klik op de illustraties voor een vergroting  

Sociale interactie 

Uit de gesprekken bleek dat de schoonmakers veel waarde hechten aan sociale interactie. Raub: “Met elkaar en met andere gebruikers van het gebouw. Dus dat je een babbeltje kunt maken en je onderdeel van een team voelt. Een robot mag daar niet tussen komen. Verder vinden ze autonomie belangrijk. Ze willen niet allerlei rigide regels van een robot moeten volgen of constant moeten checken of de robot wel goed werkt.” Hij vervolgt: “Qua taken worden vooral vloeren en toiletten schoonmaken als saai en minder leuk ervaren, dus daar zouden zij graag een robot op zetten. Maar er kwam ook naar voren dat het een leuke ‘bonus’ zou zijn als een robot een babbeltje kan maken met de schoonmakers of muziek kan afspelen.”

‘We moeten oplossingen verzinnen om het werk van schoonmakers beter en fijner te maken, in plaats van het te vervangen.’

Waardering

Het aspect waardering werd veelvuldig genoemd. Niet een kwaliteit van een robot, maar er is zeker een raakvlak. Raub: “Door het inzetten van een robot, wordt de schoonmaker meer zichtbaar. Wellicht krijgt hij meer respect, omdat hij met een robot werkt of ontstaat er meer interactie met andere mensen in het gebouw. De robot speelt dan een versterkende rol. Het tegenovergestelde kan ook. Dat men gaat denken ‘jij doet het werk wat een machine kan doen’. Dat wil je natuurlijk vermijden.” Van Zijl stipt nog een ander gevoelig punt aan: “Je kijkt hoe een robot fysiek het werk kan vergemakkelijken en hoe het bijvoorbeeld het tekort aan werknemers kan opvangen. Maar wel zonder dat je mensen het gevoel geeft dat ze worden vervangen. Want dat is niet zo.” Raub vult aan: “Het beeld dat een robot een mens altijd en overal kan vervangen, klopt niet. Je hebt altijd mensen nodig op de werkvloer. Het gaat om de samenwerking tussen mens en robot. ‘Zorg dat ze collega’s worden en geen concurrenten’, zei iemand tijdens een van de sessie die wij hebben gehad. Dat vind ik een mooie uitspraak.”  

Zelf de praktijk in 

Waar Raub in gesprek ging met schoonmakers, gooide Van Zijl het over een andere boeg. Hij volgde de basisopleiding schoonmaken. Dat kon, omdat hij niet zoals Raub werd gehinderd door beperkingen vanwege de coronapandemie. “Ik wilde zelf ervaren hoe het in de schoonmaak werkt en niet iets vanuit een ‘ivoren toren’ ontwikkelen. Je raakt zo ook meer betrokken bij de doelgroep. Je hoort verhalen en anekdotes, daar leer je van. Wat opviel tijdens de training is dat er veel nadruk wordt gelegd op ergonomisch werken.” 

Kennismaken met de praktijk vonden beide heren interessant én leerzaam. “Ik was best verrast hoe complex schoonmaakwerk kan zijn”, geeft Raub toe. “Er komen zoveel handelingen, mentaal en fysiek, bij kijken. Ook daarom kun je het schoonmaakwerk niet automatiseren. We moeten oplossingen verzinnen om het werk van schoonmakers beter en fijner te maken, in plaats van het te vervangen.” Van Zijl: “Wat ik leuk vond om te merken, is dat schoonmakers zo enthousiast zijn over hun werk en echt willen bijdragen aan dit traject.”  

Roy van Zijl

Roy van Zijl: “Ik wilde zelf ervaren hoe het in de schoonmaak werkt en niet iets vanuit een ‘ivoren toren’ ontwikkelen.”

Thomas Raub

Thomas Raub: “Het is leuk om te onderzoeken wat de impact is van verschillende technieken op de omgeving.”

Functies simuleren 

Met alle vergaarde input konden de eerste concrete ontwerpen worden gemaakt. Dat begint met handmatig wat schetsen op papier. Daarna volgen 3D prints en een simpel prototype. Van Zijl lacht. “Dat ziet er nog niet heel mooi uit, maar geeft wel aan welke taken en functies deze robot zal hebben in het werk.” Af en toe schiet hij letterlijk te hulp. “Door het simuleren van functies. Dan stuur ik zelf iets aan, omdat het te duur is om sommige elementen van een robot te maken. Zo probeer je alles samen te voegen.”  

De ‘bouwer’ is nog ongeveer een jaar bezig met de ontwikkeling van de prototypes. Schoonmakers kunnen deze testen. Op basis van de resultaten worden aanpassingen gedaan. “Je verbetert net zolang totdat je weet dat je een prototype in handen hebt dat echt werkt, waar vraag naar is en dat de markt op kan.” Daarnaast werkt Van Zijl aan een systematische analyse. Want ga je daadwerkelijk een robot inzetten op de schoonmaakwerkvloer, dan heeft dit effect op derden en op werkprocessen. “Denk aan leveranciers van materialen en de werkbelasting.”  

Robot vergelijken met huisdier 

De onderzoekers doen hun best om zoveel mogelijk wensen om te zetten in oplossingen. Niet alles is haalbaar, temperen ze meteen te hoog gespannen verwachtingen. “Soms bestaat de technologie daarvoor nog niet of is deze er wel, maar te duur. En de honderd procent betrouwbaarheidsregel is een mooie wens, maar die zal niet worden vervuld.” Raub bevestigt: “Net als mensen maken ook robots fouten.” Hoe? Van Zijl legt uit: “We hebben dit vergeleken met huisdieren. Net als een hond kun je een robot iets aanleren. Maar een robot heeft soms ook hulp nodig omdat het vast komt te zitten, net zoals een kat in een boom. Of je hebt een robot die zich redt in een afgebakende ruimte, net zoals een hamster.”  

‘Het beeld dat een robot een mens altijd en overal kan vervangen klopt niet.’

Discussie aanwakkeren 

Hoewel Raub enkele maanden respijt heeft gekregen, omdat het traject vanwege de coronacrisis vertraging opliep, zit de klus er voor hem bijna op. Van Zijl is nog bezig met het maken van een definitief prototype. Zodra de eindrapportage klaar is, gaat deze richting de RAS/ sociale partners en leveranciers van robots. Doel is om de discussie over de inzet en het nut van robots in de schoonmaakbranche aan te wakkeren. De hoop is dat de innovatie daadwerkelijk in productie gaat.

Gesprekken met leveranciers, vooral startups, worden al gevoerd. Er is aarzeling, zowel bij de leveranciers als bij de schoonmaakbedrijven die de robots moeten gaan kopen en mogelijk worden gevraagd om al in een vroeg stadium te gaan investeren. Want is het de moeite waard om te investeren? Raub: “Deze specifieke vraag is nog niet eerder gesteld. Hun investeringen zijn echter wel nodig om de technologie te ontwikkelen. Daarom hebben wij de schoonmaakbranche telkens de vraag voorgelegd: is dit het type robot waarmee jullie kunnen en willen werken?” 

Draagvlak

Draagvlak is onontbeerlijk. Bij de producent voor de ontwikkeling, bij de schoonmaakorganisatie voor de investering, bij de schoonmakers die ermee moeten werken en ook bij de klant, die ermee te maken krijgt. Ook als het uiteindelijke prototype niet in productie gaat, is dit onderzoek zinvol, vindt Raub. “Schoonmaakorganisaties en belangenorganisaties kunnen dat goed gebruiken bij het verkennen van dit themaveld en de discussie aanzwengelen over welke kant het op moet gaan met robotisering.”